czech_gl.gif (31994 bytes)

expbul1a.gif (699 bytes) Legendes expbul1a.gif (699 bytes)

tsjechie.jpg (13971 bytes)

Tsjechische sprookjes

De Slavische literatuur kent een rijke erfenis aan sprookjes.  De dichte bossen van Bohemen vormden een ideale achtergrond voor verhalen over elfen, feeën, heksen en andere bovennatuurlijke wezens.  Maar ook andere figuren, zoals ridders, graven en hertogen ontbreken in deze oudste literatuur niet. Tijden de romantiek beleefde het sprookje een ongekende opbloei, ook al was hier vaak sprake van zgn. "cultuursprookjes", poëtische verhalen, waarin veelal een irreële droomsfeer overheerste.

De Tsjechische sprookjes zijn vaak moralistisch en hebben, afhankelijk van de streek waar zij zijn ontstaan (bosgebied, bergen), een eigen couleur locale. De oude sprookjes en liederen die vaak kernachtige spreekwoorden bevatten, werden door F.L. Čelakovský (1799-1852) verzameld onder de titel "Ohlas písní českých" (Echo der Tsjechische liederen).  Een groot verzamelaar van volkspoëzie en spreekwoorden was de archivaris van Praag, Karel Jaromír Erben (1811-1870), die beroemd werd door zijn "Kytice z pověstí národních" (Bloemlezing uit volkssagen), een meesterwerk der Tsjechische Romantiek.

Bekender nog dan Erben is Božena Němcová (1820-1862), de befaamde schrijfster van "Babička" (de grootmoeder), een geidealiseerd beeld van het leven op het Tsjechische platteland met een sterk pleidooi voor sociale gerechtigheid.  In de verschillende streken, waar zij vertoefde, verzamelde zij oude volksverhalen, sprookjes en sagen. Een apart genre vormen de sagen, verhalen met een historische kern waarin bekende figuren optreden zoals Alexander de Grote, Karel de Grote, Frederik Barbarossa, Koning Arthur en in Tsjechië bijv. Libuše, aan wie Smetana zijn beroemde opera wijdde.

 

GOLEM - kunstmens van rabbi Löw

De gehele middeleeuwen en de daarop volgende 'nieuwe tijd' tot de Verlichting leden de joden als minderheid onder de onderdrukking en de vervolging door 'christelijke' vorsten.  Gelukkig waren er uitzonderingen. Zo kende Bohemen een bloeiend joods leven van 1500 tot 1648 onder keizer Rudolf II van Habsburg.

Al in de tiende eeuw vestigden zich voor het eerst joden in Praag.  Gedurende eeuwen leefden zij geisoleerd in een 'ghetto' (genoemd naar de Venetiaanse wijk 'Ghetto Nuovo').  In de eerste helft van de zestiende eeuw kwam het woord ghetto voor joodse nederzettingen in gebruik. In 1781 vaardigde de verlichte Oostenrijkse keizer Josef II in zijn rijk het tolerantie-edict uit, dat de joden toestond zich buiten het ghetto te vestigen (later kreeg de nu grotendeels verdwenen joodse wijk in Praag naar Josef II de naam 'Josefov').  De ghettovorming in de diaspora weerhield de joodse intellectuelen er niet van zich op de hoogte te stellen van het geestelijk leven in de christelijke wereld.  Zo volgden de Praagse joden met belangstelling en sympathie het optreden van de Boheemse reformator Jan Hus.  De 'Ostjuden' streefden ernaar voor zichzelf een geestelijk houvast te scheppen door studie van de Talmoed, de Kabbala en andere joodse geschriften.

In de 18e eeuw kwam het chassidisme in Oost-Europa op, waarin de 'tsaddik' de 'rechtschapene' als een charismatische heilige, een middelaar tussen God en mens optreedt. Het chassidisme was veelal een reactie op de deplorabele toestand waarin de joodse gemeenschappen zich bevonden. Het is doortrokken van een diep geloof in een alom aanwezige God en ook een vertrouwen in het goede in de mens. Wonderrabbi's speelden in het chassidisme een belangrijke rol.  Een andere reactie op repressie en vervolging was het ontstaan van de legenden van de golem, waarvan de Praagse rabbi Juda Löw ben Betsabel (1520-1609) het middelpunt vormde. Enerzijds behoorde deze religieuze leraar nog tot de middeleeuwse wereld, anderzijds was hij een groot geleerde en vernieuwer, half mysticus, half rationalist.  

'Golem' is oorspronkelijk een Hebreeuw woord, dat voorkomt in Psalm 139:16 en vertaald wordt met klomp, leem of embryo.  Volgens de legende, gebaseerd op kabbalistische geschriften is de golem een kunstmens.  De Praagse rabbi Juda Löw zou een golem hebben gemaakt om de bedreigde Praagse joden te verdedigen.  De rabbi had deze uit leem vervaardigde golem tot leven gewekt door een strookje papier met de mystieke en onuitsprekende naam van God (de 'shem') in de mond te steken.  Dankzij dit strookje kwam de golem tot leven, zonder dit papiertje werd hij weer een levenloze lemen figuur.  Maar op een vrijdagavond, juist vóór de sabbatviering, vergat rabbi Löw de 'shem' aan de golem te ontnemen.  Zijn dochter was ziek en hij moest zich haasten naar de sjoel.  De golem was zo woedend over de vergeetachtigheid van zijn meester, dat hij alles om hem heen in elkaar begon te slaan.  De gealarmeerde rabbi onderbrak zijn gebed in de Praagse Alt-Neuwe Synagoge en wist de heilige naam uit de mond van de golem te trekken, die hierna als een levenloze klomp leem in elkaar stortte.

Rabbi Löw overleed in 1609 in de regeringsperiode van de genoemde Oostenrijkse keizer Rudolf II, die astrologen, alchimisten en astronomen (Tycho Brahé en de elders om zijn protestantisme vervolgde Kepler) naar zijn hof liet komen en niet alleen kunsten en wetenschappen bevorderde, maar ook occultisme en het onderzoek naar de 'steen der wijzen'.  Op 16 februari 1592 werd rabbi Löw door keizer Rudolf II in audiëntie ontvangen. Hierbij werd vermoedelijk over de positie van de joodse gemeente gesproken.  Per decreet werden door de keizer pogroms verboden.  Dit bewijst niet alleen de godsdienstige tolerantie van de vaak miskende vorst, maar bovendien blijkt dat de rabbi op keizerlijke bescherming kon rekenen, wellicht ook om diens kennis van wis- en natuurkunde, astrologie en occultisme. Het grafmonument van rabbi Löw is te vinden op de oude joodse begraafplaats in Praag. Op zijn grafsteen is een leeuw afgebeeld, die verwijst naar zijn naam.  De rabbi is vereeuwigd in een standbeeld in Praag.  Aan keizer Rudolfs belangstelling voor alchimie herinnert nog het 'Zlatá ulička' (het gouden straatje) in Praag dat (overigens ten onrechte) beschouwd wordt als het straatje van de 'goudmakers'.

Op het graf van opperrabbi Löw, net als op de graven van overleden familieleden of vrienden - leggen en legden joden van oudsher steentjes en doen dan een geheime wens, waarbij ze de opperrabbi aanroepen om die wens in vervulling te doen gaan. Nog meer effect schijnt het te hebben, wanneer je je wens op een briefje schrijft en dat door een nauwe spleet tussen de grafstenen in het graf schuift.

 

De geneeskrachtige bronnen van Karlovy Vary

Eén van de eerste om de legende van Karlovy Vary over de ontdekking van de geyser door Karel IV te verhalen was de renaissance fysicus Dr Fabian Sommer, een inwoner van Karlovy Vary. In zijn boek over het gebruik van Karlovy Vary's water vanaf 1571, vertelt hij ons het volgende:

"It is said that Charles IV once went hunting in the woods, in the hilly areas and valleys where now the hot springs do bubble up. The woods in this place were full of game. During the hunt, one of the hounds started to run after an animal. Whilst following it, the hound fell into a pool where hot water does now burst from the ground. The hound began to howl in pain. The hunters ran to the hound, believing it to have been wounded by the animal it had been chasing. The marvel which they saw amazed them greatly. They stepped closer, pulled the hound from the pool, and then tasted of the hot water which had so distressed the hound.

 The entire event was reported to the Emperor Charles IV, who then went in large company himself to marvel at this singular wonder of nature. In the presence of his physicians, the wise ruler said that such hot water may drive off many grave ailments, and that it was beneficial and invigorating. Then he himself used the water (it is said that he had an afflicted leg), and sensed assuagement and improvement. The ruler was overjoyed at this, and soon gave orders that the whole place be settled, and that around the springs, houses be built. The place where the Emperor used that water was, according to information, in that place where once stood the municipal bath and where the guildhall now stands. At that place the spring wells up whose waters do not burst forth excessively, and are but warm. It is related that in this place, many years ago, a seat was cut into the rock on which the ruler sat, and wherefore it was named the Seat of the Emperor Charles. And yet this place is no longer to be found, and on it the guildhall has been built.

After the water had effected its cure on him, the Emperor Charles had a new town built on this spot. He wanted it to be walled about for protection, but his intents were thwarted by yet more pressing happenings. That it should be so can be seen up to this day from the fragments of protective wall which are under the Deer Rock. On this Deer Rock many collapsed cellar vaults can also be seen. Aged citizens do say that it was the intention of the Emperor Charles to build on the said hill a castle for the protection of Karlovy Vary. Even the name of the town bears witness to its discoverer, for it is named the bath of the Emperor Charles, Karlovy Vary."
 

 

De duivel van Vysehrad

Vysehrad is de thuishaven van geesten en spoken en het toneel van een veelheid van legendes.

Op een grasveld ten zuiden van de kerk van St. Peter en Paulus staan de restanten van 'The devil's pillar'.

Het verhaal vertelt dat een zekere heilige van Vysegrad de duivel wou uitdagen.  Hij wedde dat hij een heilige mis kon opdragen alvorens de duivel een pilaar van de St.Petrus en Pauluskerk van Rome naar Vysegrad kon brengen.  De duivel pleegde bedrog door een pilaar van een dichterbijzijnde kerk te nemen. Maar St.Petrus kwam ter hulp door de duivel in de zee te gooien, de pilaar te breken en zo de reis te vertragen. De duivels pilaren kan men nu bekijken in de tuin van Vysegrad.

Home Algemene info Reistips Geschiedenis Bohemen Praag Bekende Tsjechen Glas-kristal Legendes Lectuur Links